Welke materialen kunnen gebruikt worden in een zwembadomgeving? Regelmatig is er discussie over toe te passen snelhangers en andere bevestigingsmaterialen. Er is een richtlijn 3.6 Systeemplafonds in zwembaden die heldere informatie en aandachtspunten biedt als er materialen in een zwembad moeten worden verwerkt.
Toch blijft er discussie, omdat er dan verwarring is over een ISO-normering, waarin het milieu van een zwembad wordt genoemd.
Zolang er niet zwart op wit staat welke materialen gebruikt moeten worden, blijven discussies met aannemer en opdrachtgever mogelijk. Dat gemeenten en zwembadeigenaren eerst kijken naar het financiële aspect, is niet vreemd. Echter, het geldelijk aspect kan niet belangrijker zijn dan de veiligheid en daar zal de afbouwer opdrachtgevers op wijzen. Immers, wie is er verantwoordelijk als voorgeschreven materialen niet bestand zijn tegen het uitzonderlijke klimaat van een binnenzwembad?
In de BA-richtlijn 3.6 staat beschreven dat in een zwembadomgeving alleen materialen gebruikt moeten worden die voldoen aan klasse D. In de richtlijn wordt verwezen naar ISO 9223, waarin het milieu van een zwembad wordt aangegeven. Volgens deze ISO-norm zou dat C3 zijn. U moet deze norm niet verwarren met de C-klasse voor de ophangconstructies van plafonds (bijv. noniushangers e.d.).